lundi 27 août 2018

Exercice; oefening : le pronom personnel (2); het persoonlijk voornaamwoord, het pronomen personale / grammaire; grammatica / néerlandais; Nederlands

  • Exercice grammatical / Grammaticale oefening
  • Le pronom personnel / Het persoonlijk voornaamwoord, het pronomen personale (het personaal pronomen)
  • Grammaire néerlandaise / Nederlandse grammatica, Nederlandse spraakkunst
  • Niveaux  : 4N1, 4N2, 5N2 / Niveaus : 4N1, 4N2, 5N2
Molentekening van Joost Veerkamp, Paltrokmolen, Ansichtkaart

https://www.pinterest.com/pin/319051954828016763/
---------------

 Grammatica-oefening  Exercice grammatical 

Vind het passende persoonlijk voornaamwoord met behulp van de context.
Trouvez le pronom personnel adéquat à l'aide du contexte.

01. Annie, je moeder is hier. Vergeet niet ................ het cadeau te geven !
02. Waar is mijn sleutel ? Ik vind ............... niet.
03. Is dat je zus ? Ik ken ................ niet.
04. - Gaan jullie kinderen mee ? / - Nee, onze kinderen komen met ................ niet mee.
05. Koop je gebakjes, mammie ? Ik eet ................ zo graag !
06. Ze blijven tot elf uur. Wacht u op ............... ?
07. De kinderen gaan naar de kasten en doen  ...............  open.
08. Neem je mantel en hang ............... in de kast.
09. Peter gaat naar het strand en zijn broer volgt ............... .
Woordenschat ➛ het strand : la plage
10. Neem je boek en breng ................ hier !
11. Ik heb mijn fiets in de garage laten staan. Ik ga ................ vlug halen.
12. Betty woont in een nieuwe flat en Marijke woont bij ............... .
13. Ik ben ziek en moeder haalt de dokter voor ............... .
14. Ze heeft geen thee meer ! Haal je een pakje voor ............... ?
15. Een pakje? Wie krijgt ...............?
---------------
 OPLOSSINGEN  SOLUTIONS 
01. haar
02. hem/die
03. haar
04. met ons
05. ze/die
06. op hen [strikte regel, klassieke regel]; ook mogelijk : op hun, (op ze) [soepelere regel : hun, hen en ze worden in moderne gesproken taal - en steeds meer in moderne geschreven taal - door elkaar gebruikt.]¹
07. ze/die
08. hem/die
09. hem
10. het
11. hem (ze)/die [de fiets (m./v.) : Het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke de-woorden is in het Nederlands aan het verdwijnen. De meeste (Noord-)Nederlanders  beschouwen ze als mannelijke woorden; Vlamingen en Zuid-Nederlanders, die het 'oude' woordgeslacht nog wel herkennen, kiezen vaak voor vrouwelijk. De huidige woordenboeken verwijzen naar het Groene Boekje of de Lijst Nederlandse Taal : de meeste de-woorden mogen als mannelijk beschouwd worden (een klein aantal de-woorden zijn vrouwelijk). Gebruik dus liever hem of die]²
12. bij haar
13. voor me/mij
14. voor haar
15. het

¹ A. M. Fontein, A. Pescher - ter Meer, Nederlandse Grammatica voor Anderstaligen, Nederlands Centrum Buitenlanders, Utrecht / W. Mattens, P. Vandenberghe, Praktische Spraakkunst van het Algemeen Bruikbaar Nederlands, De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen - Utrecht

² Genootschap Onze Taal : 👉 https://onzetaal.nl/taaladvies/mannelijk-vrouwelijk-woord
---------------
Pinterest : document 'Oefening - le pronom personnel - het persoonlijk voornaamwoord' 

Aucun commentaire:

Enregistrer un commentaire