- Exercices grammaticaux (en néerlandais) / Grammaticale oefeningen (in het Nederlands)
- Grammaire néerlandaise / Nederlandse grammatica, Nederlandse spraakkunst
- Accord de l'adjectif qualificatif épithète : cas particuliers / Verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord, flexie van het adjectief, attributief gebruik : bijzondere gevallen
- Adjectifs dérivés des noms de matière / Van stofnamen afgeleide adjectieven
- Niveaux 6N1, 6N2 (niveau avancé) / Niveaus : 6N1, 6N2 (gevorderd niveau)
Oude ansichtkaart : Dutch boy and girl
---------------
Exercice grammatical / Grammatica-oefening
Accord de l'adjectif : -e ou pas de -e ? Trouvez les adjectifs dérivés des noms de matière. Faites bien attention aux règles d'orthographe !
Verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord : wel -e of geen -e ? Vind de van de stofnamen afgeleide adjectieven. Let eens goed op de spelregels !
Exemple / Voorbeeld :
Een (blauw) ................ (papier) ................ map. ➺ Een blauwe papieren map.
01. Mijn moeder heeft een (mooi) ................ (wol) .................. trui gebreid.
[woordenschat ➛ breien : tricoter]
02. Hij heeft (zwart) ................. (leer) ................ handschoenen aan.
[woordenschat ➛ het leer : le cuir]
03. Daar moet een (smal) ............... (staal) ............... brug worden gebouwd.
[woordenschat ➛ het staal : l'acier]
04. We liepen de (groot) ............... (marmer) ................. trap op.
[woordenschat ➛ het marmer : le marbre]
05. We stonden voor de (breed) ............... (glas) ............... deuren van het laboratorium.
06. De (klein) ............... (zilver) ................. medaille was niet heel duur!
[woordenschat ➛ het zilver : l'argent]
07. Het kindje droeg een (rood) ................ (fluweel) ................ broek.
[woordenschat ➛ het fluweel : le velours]
08. De (belegen) ................ (Edammer) ............... kaas is iets pikanter dan de (jong) ................ (Edammer) ................ kaas.
[woordenschat ➛ belegen : vieux (fromage)]
09. Die (kort) ................ (goud) ................ halsketting kost 16,95 euro.
[woordenschat ➛ de halsketting : le collier]
10. Verkopen ze daar ook de (echt) ............... (Groninger) ............... koek?
[woordenschat ➛ echt : véritable / Groninger koek (sorte de gâteau de Groningue)]
11. Dat zijn (groen) ............... (rubber) ................. laarzen voor dames.
[woordenschat ➛ het (de) rubber : le caoutchouc]
12. De aankoop van zo'n (duur) ................ (kristal) ................ vaas is niet nodig.
13. De dieven droegen (zwart) ............... (gummi) ................. schoenen.
[woordenschat ➛ de dief : le voleur / het (de) gummi : le caoutchouc]
14. Op de rommelmarkt heb ik een (oud) ............... (koper) ............... kandelaar gekocht.
[woordenschat ➛ de rommelmarkt : le marché aux puces / het koper : le cuivre]
15. Het (gratis) ............... (plastic) ............... tasje wordt per 1 januari in alle winkels verboden.
16. Hij sloot de deur achter zich af met een (zwaar) ............... (ijzer) ............... sleutel.
[woordenschat ➛ het ijzer : le fer]
17. Er stond een (hoog) ................ (metaal) ............... ladder tegen de muur.
[woordenschat ➛ de ladder : l'échelle]
18. De badkamers van dit hotel zijn uitgerust met (dik) ................ (zacht) ................ (katoen) ............... handdoeken.
[woordenschat ➛ uitgerust met : équipé de / zacht : doux]
19. Ik ken zijn karakter heel goed. Hij is een (open) ............... boek voor mij.
20. Ze zat op een (wit) ............... (hout) ............... bank naast de voordeur.
[woordenschat ➛ het hout : le bois]
21. Alle kinderen hebben hun (eigen) ................ kamer die ze zelf inrichten.
[woordenschat ➛ inrichten : aménager]
22. Ik hou van die (kort) ................ (lila) ............... jurken!
23. Ze voelde zich echt net een prinsesje in zo'n (lang) ............... (roze) ............... rok.
24. Ik heb een (typisch) ............... (steen) ............... huis in de Ardennen bezocht.
[woordenschat ➛ het (de) steen : la pierre]
25. Ik kan dit (gebroken) ............... (geel) ............... potlood niet meer gebruiken.
02. Hij heeft (zwart) ................. (leer) ................ handschoenen aan.
[woordenschat ➛ het leer : le cuir]
03. Daar moet een (smal) ............... (staal) ............... brug worden gebouwd.
[woordenschat ➛ het staal : l'acier]
04. We liepen de (groot) ............... (marmer) ................. trap op.
[woordenschat ➛ het marmer : le marbre]
05. We stonden voor de (breed) ............... (glas) ............... deuren van het laboratorium.
06. De (klein) ............... (zilver) ................. medaille was niet heel duur!
[woordenschat ➛ het zilver : l'argent]
07. Het kindje droeg een (rood) ................ (fluweel) ................ broek.
[woordenschat ➛ het fluweel : le velours]
08. De (belegen) ................ (Edammer) ............... kaas is iets pikanter dan de (jong) ................ (Edammer) ................ kaas.
[woordenschat ➛ belegen : vieux (fromage)]
09. Die (kort) ................ (goud) ................ halsketting kost 16,95 euro.
[woordenschat ➛ de halsketting : le collier]
10. Verkopen ze daar ook de (echt) ............... (Groninger) ............... koek?
[woordenschat ➛ echt : véritable / Groninger koek (sorte de gâteau de Groningue)]
11. Dat zijn (groen) ............... (rubber) ................. laarzen voor dames.
[woordenschat ➛ het (de) rubber : le caoutchouc]
12. De aankoop van zo'n (duur) ................ (kristal) ................ vaas is niet nodig.
13. De dieven droegen (zwart) ............... (gummi) ................. schoenen.
[woordenschat ➛ de dief : le voleur / het (de) gummi : le caoutchouc]
14. Op de rommelmarkt heb ik een (oud) ............... (koper) ............... kandelaar gekocht.
[woordenschat ➛ de rommelmarkt : le marché aux puces / het koper : le cuivre]
15. Het (gratis) ............... (plastic) ............... tasje wordt per 1 januari in alle winkels verboden.
16. Hij sloot de deur achter zich af met een (zwaar) ............... (ijzer) ............... sleutel.
[woordenschat ➛ het ijzer : le fer]
17. Er stond een (hoog) ................ (metaal) ............... ladder tegen de muur.
[woordenschat ➛ de ladder : l'échelle]
18. De badkamers van dit hotel zijn uitgerust met (dik) ................ (zacht) ................ (katoen) ............... handdoeken.
[woordenschat ➛ uitgerust met : équipé de / zacht : doux]
19. Ik ken zijn karakter heel goed. Hij is een (open) ............... boek voor mij.
20. Ze zat op een (wit) ............... (hout) ............... bank naast de voordeur.
[woordenschat ➛ het hout : le bois]
21. Alle kinderen hebben hun (eigen) ................ kamer die ze zelf inrichten.
[woordenschat ➛ inrichten : aménager]
22. Ik hou van die (kort) ................ (lila) ............... jurken!
23. Ze voelde zich echt net een prinsesje in zo'n (lang) ............... (roze) ............... rok.
24. Ik heb een (typisch) ............... (steen) ............... huis in de Ardennen bezocht.
[woordenschat ➛ het (de) steen : la pierre]
25. Ik kan dit (gebroken) ............... (geel) ............... potlood niet meer gebruiken.
---------------
Solutions / Oplossingen
01. een mooie wollen trui
02. zwarte leren handschoenen
03. een smalle stalen brug
04. de grote marmeren trap
05. de brede glazen deuren
06. de kleine zilveren medaille
07. een rode fluwelen broek
08. de belegen Edammer kaas / de jonge Edammer kaas
09. die korte gouden halsketting
10. de echte Groninger koek
11. groene rubber laarzen
12. zo'n dure kristallen vaas
13. zwarte gummi schoenen
14. een oude koperen kandelaar
15. het gratis plastic tasje
16. een zware ijzeren sleutel
17. een hoge metalen ladder
18. dikke zachte katoenen handdoeken
19. een open boek
20. een witte houten bank
21. hun eigen kamer
22. die korte lila jurken
23. zo'n lange roze rok
24. een typisch stenen huis
25. dit gebroken gele potlood
Doctissimo - Format JEPG
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire