mercredi 14 mars 2018

Test je Nederlands! / Teste ton néerlandais! (2)

  • Test de néerlandais / Test Nederlands
  • Grammaire néerlandaise : exercice / Nederlandse spraaakkunst, Nederlandse grammatica : oefening
---------------

Omcirkel de letter die met de goede oplossing overeenkomt. / Entoure la lettre qui correspond à la bonne réponse.

26. De expositie  ……………  zondag officieel geopend.
a. werd
b. heeft
c. zal
d. zou

27. Een inwoner van Rotterdam  ……………..  gisteren in de deuropening van zijn woning doodgeschoten.
a. wordt
b. heeft
c. zal
d. is
vocabulaire ➛ doodschieten : abattre, tuer

28. In die nieuwe fabriek  ……………..  200.000 auto’s per jaar worden gebouwd.
a. zullen 
b. waren
c. hebben
d. zijn 

29.  ……………  nu minder gerookt dan een paar jaar geleden.
a. Het wordt
b. Het is
c. Er wordt
d. Men wordt

30. Toen we om 6 uur opstonden, zagen we dat de grond met sneeuw bedekt   …………….. .
a. is
b. was
c. had
d. wordt
vocabulaire ➛ bedekken : recouvrir

31. Onze burgemeester heeft de koning ……………  een bezoek aan zijn stad te  brengen. 
a. geuitnodigd 
b. uitgenodigt 
c. uitgenodigen
d. uitgenodigd 

32. We proberen met die maatregelen een ramp ……………. .
a. te voorkomen
b. voor te komen
c. voorgekomen
d. voorkomen
vocabulaire ➛ de ramp : la catastrophe / voorkomen : prévenir, empêcher

33. Er  ……………  vandaag een interessant artikel in de krant.
a. staat 
b. hangt
c. zit
d. ligt 

34. De was  ……………..  in de tuin te drogen.
a. zit
b. hangt
c. loopt
d. staat

35. We hebben nog niet gegeten. We zijn …………….  aangekomen.
a. daarna
b. pas
c. weldra
d. nooit

36.  ……………  dat maar geweten!
a. Zal ik
b. Heb ik
c. Zou ik
d. Had ik

37. Ik  ……………  dat het sneeuwde.
a. zou
b. wou
c. wil
d. mocht

38. Peter is  ……………  twee dagen niet op kantoor verschenen.
a. morgen
b. al
c. soms
d. gisteravond
vocabulaire ➛ verschijnen : apparaître, se présenter

39. Kies de correcte zin :
a. Het vergadering is nog niet afgelopen.
b. Het overheid heeft nog geen beslissing genomen.
c. Die politicus is een tegenstander van het racisme.
d. Waar heb je de boekje over meteorologie weggelegd?
vocabulaire ➛ overheid : autorités / de tegenstander : l’opposant / wegleggen : poser, déposer

40. Kies de correcte zin :
a. De koning Willem-Alexander brengt een bezoek aan het België.
b. Koning Willem-Alexander brengt een bezoek aan België.
c. Koning Willem-Alexander brengt een bezoek aan het België.
d. De koning Willem-Alexander brengt een bezoek aan België.

41. De timmerman heeft vlug gewerkt: de  ……………  zijn al klaar.
a. rammen
b. ramen
c. raamen
d. raams
vocabulaire ➛ de timmerman : le menuisier

42. Deze docent stelt te grote  …………….  aan zijn studenten.
a. eisen
b. eissen
c. eizen
d. eis
vocabulaire ➛ de docent : le professeur

43. Waar varen de  ……………  naartoe?
a. oorlogsschippen
b. oorlogschepen
c. oorlogsschepen
d. oorlogschippen

44. Hij heeft na twee dagen zijn  …………..  teruggekregen.
a. bagagen
b. bagage
c. baggagen
d. baggage

45. De kist bevat vijf  …………..  tomaten.
a. kilo’s
b. kiloos
c. kilos
d. kilo
vocabulaire ➛ bevatten : contenir

46. « Poes, poes! », riep grootmoeder, « Melk, lekkere melk voor een  …………… poesje!! »
a. lieve
b. lieffe
c. lief
d. liefe

47. Wim zat op de  ……………  balustrade die het kleine terras omgaf.
a. houte
b. houtse
c. houten
d. houtene
vocabulaire ➛ omgeven : entourer

48. Het meisje was slecht gekleed, maar haar gezicht had iets  …………… .
a. aantrekkelijk
b. aantrekkelijkes
c. aantrekkelijks
d. aantrekkelijke
vocabulaire ➛ het gezicht : le visage

49. De kist was  ……………  dan ik had gedacht.
a. zwaarder
b. zwarder
c. zwarer
d. zwaarer

50. Waarom moet je altijd  ……………  van allemaal spreken?
a. het meest luid
b. het luidst
c. luidst

Oplossingen / Solutions

26 a
27 d
28 a
29 c
30 b
31 d
32 a 
33 a 
34 b 
35 b
36 d 
37 b 
38 b
39 c
40 b 
41 b 
42 a
43 c 
44 b 
45 d
46 c 
47 c
48 c 
49 a 
50 b

Aucun commentaire:

Enregistrer un commentaire