lundi 16 avril 2018

Test je Nederlands!; teste ton néerlandais! (4) / oefening; exercice / spraakkunst; grammaire / Nederlands; néerlandais

  • Test de néerlandais / Test Nederlands
  • Connaissances grammaticales / Grammaticakennis
  • Exercices grammaticaux / Grammaticale oefeningen
  • Questionnaire à choix multiples / Multiplechoicevragen, meerkeuzevragen
---------------

Omcirkel de letter die met de goede oplossing overeenkomt. / Entoure la lettre qui correspond à la bonne réponse.

76. De directeur heeft vanmorgen een speech gehouden, maar ik heb er niet aandachtig  ............... geluisterd.
a. naar het
b. naar
c. naartoe
d. naar hem

77. Hij heeft een ruime garage;  ............... .

a. er staan er drie wagens in
b. erin staan drie wagens
c. er staan drie wagens erin
d. er staan drie wagens in
woordenschat ➛ ruim : spacieux

78. Ik  ...............  dat je in mijn kamer rookt.
a. hou(d) niet
b. hou(d) ervan niet
c. hou(d) er niet van
d. hou(d) het niet

79. - ............... ? - Op zijn vader!
a. Wie lijkt Jan veel op
b. Waarop lijkt Jan
c. Waar lijkt Jan veel op
d. Op wie lijkt Jan veel

80. - Hoe laat is het? - Het is  ............... .

a. half voor drie
b. half over drie
c. half drie
d. drie half

81. Die ruïne dateert van de  ...............  eeuw na Christus.

a. achtse
b. achtste
c. achtde
d. achtte

82. Zijn laatste artikel was absoluut oninteressant. Er kwam  ................  van lezers op.

a. niet enkele reactie
b. enkele reactie niet
c. enkele geen reactie
d. geen enkele reactie

83. Hij houdt niet van het stadsleven.

a. Daarom leeft hij op het platteland.
b. Daarom, leeft hij op het platteland.
c. Daarom, hij leeft op het platteland
d. Daarom, op het platteland leeft hij
woordenschat ➛ het stadsleven : la vie citadine

84. Ik heb  ................ .
a. vanmorgen mijn zuster het cadeau gegeven
b. vanmorgen het cadeau mijn zuster gegeven
c. het cadeau vanmorgen mijn zuster gegeven
d. het cadeau aan mijn zuster gegeven vanmorgen

85. In de hal van het hotel wachtte de commissaris ongeduldig op het document. Ik moest .................  .

a. het daar hem om twee uur brengen
b. het hem daar om twee uur brengen
c. om twee uur het hem daar brengen
d. hem het daar om twee uur brengen
woordenschat ➛ ongeduldig : impatiemment

86. De ober heeft  ...............  .
a. vlug weggenomen alle borden en glazen
b. alle borden en glazen vlug weg genomen
c. weggenomen vlug alle borden en glazen
d. vlug alle borden en glazen weggenomen
woordenschat ➛ wegnemen : débarrasser

87. Ik zou  ................ .
a. er graag nog eens over met je willen praten
b. er graag nog eens met je willen over praten
c. er graag nog eens met je over willen praten
d. graag nog eens met je willen praten erover

88. Ik heb  ...............  .

a. hem nog niet het pakje gestuurd
b. nog niet hem het pakje gestuurd
c. hem het pakje nog niet gestuurd
d. hem nog het pakje niet gestuurd

89. Het kind heeft zijn melk  ................. .

a. op moeten drinken
b. opdrinken moeten
c. moeten op drinken
d. op drinken moeten

90. Wanneer  ............... ?

a. de directeur wil naar Rome vertrekken
b. wil de directeur naar Rome vertrekken
c. wil vertrekken de directeur naar Rome
d. de directeur wil vertrekken naar Rome

91. Kies de correcte zin :

a. Waar keek ze naar van tijd tot tijd?
b. Waar keek ze van tijd to tijd naar?
c. Waar naar keek ze van tijd tot tijd?
d. Waar ze keek van tijd tot tijd naar?

92. Wat  ...............  !

a. was ze mooi en elegant
b. ze was mooi en elegant
c. ze mooi en elegant was
d. mooi en elegant ze was

93. Vanmiddag is ze de stad in gegaan en  .............. .

a. twee cd's heeft gekocht
b. heeft ze gekocht twee cd's
c. ze twee cd's gekocht heeft
d. heeft ze twee cd's gekocht

94. Hij gaf ons de tijd om  ............... .

a. over de situatie te nadenken
b. over de situatie natedenken
c. te nadenken over de situatie
d. over de situatie na te denken
woordenschat ➛ nadenken : réfléchir

95. Ik denk dat ik de sleutels in mijn overjas  ............... .
a. heb laten zitten
b. laten zitten heb
c. zitten laten heb
d. heb zitten laten

96. Surfen is een sport  ...............  .

a. waar mijn jongste broer in bijzonder goed is
b. waar in mijn jongste broer bijzonder goed is
c. waar mijn jongste broer bijzonder goed in is
d. waar mijn jongste broer is bijzonder goed in
woordenschat ➛ bijzonder : particulièrement

97. We zijn  ...............  .
a. om half vijf teruggekomen vannacht van een vakantie in Turkije
b. vannacht om half vijf teruggekomen van een vakantie in Turkije
c. om half vijf van een vakantie in Turkije vannacht teruggekomen
d. van een vakantie vannacht in Turkije om half vijf teruggekomen

98. ...............  , dan was ik niet gekomen.

a. Dat had ik geweten
b. Had ik geweten dat
c. Had ik dat geweten
d. Ik had dat geweten

99. Kies de correcte zin :

a. Al heeft het lang geduurd, heeft hij het probleem opgelost.
b. Al heeft het lang geduurd, hij heeft het probleem opgelost.
c. Al het lang geduurd heeft, hij heeft het probleem opgelost.
d. Al het heeft lang geduurd, heeft hij het probleem opgelost.
woordenschat ➛ oplossen : résoudre

100. ...............  , behaal je een diploma.
a. In plaats van goed te studeren
b. Door goed te studeren
c. Om goed te studeren
d. Ofschoon je goed studeert
woordenschat ➛ behalen : obtenir
---------------
Solutions / Oplossingen


76 b
77 d
78 c
79 d
80 c
81 b
82 d
83 a
84 a
85 b
86 d
87 c
88 c
89 a
90 b
91 b
92 a
93 d
94 d
95 a
96 c
97 b
98 c
99 b
100 b

vendredi 13 avril 2018

Kerst- en nieuwjaarswensen / compréhension à l'audition; luistervaardigheid / néerlandais; Nederlands

  • Séquence pédagogique / Leersequentie
  • Thema : fête de Noël et Nouvel An / Kerstfeest en Nieuwjaar
  • Compréhension à l'audition / Luistervaardigheid
  • Exercices lexicaux / Woordenschatoefeningen
  • Exercices grammaticaux / Grammatica-oefeningen
  • Niveaux : 5N1, 5N2 / Niveaus : 5N1, 5N2
Prettig kerstfeest en een gelukkig nieuwjaar!
---------------

Luistervaardigheid / Compréhension à l'audition

Ecoutez attentivement le texte et complétez! / Luister aandachtig naar de tekst en vul in!

👉 Version à débit normal [Noord-Nederlands accent] :
👉 Version à débit lent [Noord-Nederlands accent] :
Invultekst / Texte à compléter : Van oud naar nieuw

Ik heb naar de aller. . . . . . .   engel in de   . . . . .    ge . . . .
En heb voor K . . . . . . .   iets heel   . . . . . . . . .   be . . . . .
Als op o . . . . . . .   de    . . . .   12 uur zal   . . . . .
Zal er een heel b . . . . . . . .    d . . . . .   open   . . . .
En dat d . . . . .  zit   . . .   l . . . . .  , g . . . . . . . . .  , geld en  . . . . .
Zo kan het nieuwe jaar   . . . . . . .   niet   . . . .

Correction / Verbetering
Van oud naar nieuw

Ik heb naar de allerliefste engel in de hemel gebeld
En heb voor Kerstmis iets heel speciaals besteld
Als op oudejaar de klok 12 uur zal slaan
Zal er een heel bijzonder doosje open gaan
En dat doosje zit vol liefde, gezondheid, geld en geluk
Zo kan het nieuwe jaar beslist niet stuk.

Woordenschat ➛ stuk : cassé / Dat kan niet stuk(gaan) = Dat kan niet slecht zijn
---------------
---------------

Travail lexical / Woordenschatverwerking

Probeer dit woordenschatblad in te vullen (Nederlandse zinnetjes en woorden vertalen; bepaalde lidwoorden  vinden; vormen van de infinitief, het preteritum en het participium geven, ...).
Essayez de compléter cette feuille de vocabulaire (phrases et mots néerlandais à traduire; articles définis à trouver; formes de l'infinitif, du prétérit et du participe passé à fournir, ...).

Mama zegt altijd dat hij de allerliefste jongen van de wereld is.
.....................................................................................................
......  engel [meervoud : ..................]
........................................................
......  hemel
........................................................
......  kerstmis
........................................................
Ik heb gisteren het product besteld.  (inf. : ..............)
.....................................................................................................
De klok slaat 12 uur.  (inf.: ..............., pret.: .................., part.: ..................)
.....................................................................................................
Met Kerstmis gaan we met de hele familie uit.
.....................................................................................................
Wat zullen we op oudejaar doen?
.....................................................................................................
......  doos  [meervoud : ..................]
Het flesje in mijn tas was open gegaan, dus er zat overal water!
                                 [inf.:..............., pret.:..................., part.: .......................]
.....................................................................................................
Het leven zit vol verrassingen!
           [inf.: ............, pret.: ..............., part.: .................]
.....................................................................................................
......  liefde
........................................................
......  gezondheid
........................................................
......  geluk
........................................................
---------------
Attention! Observez bien les exemples suivants avec les verbes 'bellen, telefoneren, opbellen'
Pas op! Bekijk de volgende voorbeelden met de werkwoorden 'bellen, telefoneren, opbellen'.

⧫ Ze belt nu met haar advocaat.
[Ze is telefonisch aan het praten met haar advocaat. / Elle est en train de parler au téléphone avec son avocat.]
⧫ Ze belt nu naar haar advocaat.
[Ze toetst nu het telefoonnummer van haar advocaat in. / Elle compose maintenant le numéro de son avocat.]
⧫ Hij heeft een uur lang getelefoneerd met zijn collega.
[Hij heeft een uur lang telefonisch gepraat met zijn collega. / Il a parlé au téléphone avec son collègue pendant une heure.]
⧫ Ze heeft nog een keer naar haar schoonmoeder getelefoneerd.
[Ze heeft nog een keer het telefoonnummer van haar schoonmoeder ingetoetst. / Elle a composé une nouvelle fois le numéro de téléphone de sa belle-mère]
⧫ We hebben direct  X  de politie opgebeld. [infinitief : opbellen]
[Met het werkwoord opbellen geen prepositie! / Avec le verbe opbellen, pas de préposition!]
---------------
Oefeningen / Exercices

I. Verbind de synoniemen met elkaar.
II. Gebruik het passende adjectief.

01. – Is dat mooi? / – Ja, dat is iets moois.
02. – Is dat speciaal? / – Ja, dat is iets  ...................... .
03. – Is dat lekker? / – Nee, dat is niet  ..................... .
04. – Wat zeggen ze? En is het interessant? / – Nee, ze zeggen weinig  ....................... .
05. – Zie je iets? En is het leuk? / – Ja, ik zie iets  ..................... .
06. – Ligt daar veel? En is het lekker? / – Ja, daar ligt veel  ..................... .
07. – Koop je iets? En is het typisch? / – Nee, ik koop niets  ..................... .
08. – Vertelt hij iets? En is het belangrijk? / – Nee, hij vertelt niets  ..................... .
09. – Ze maken heel wat, hè! En is het nieuw? / – Ja, ze maken heel wat  ..................... .
10. – Is dat buitengewoon? / – Nee, dat is helemaal niet  ...................... .

Woordenschat ➛ belangrijk : important / buitengewoon : extraordinaire

III. Gebruik het passende woord.

bestellen  bellen  doos vol allerliefst liefde oudejaar slaan engel geluk

01. Het is onmogelijk om vandaag alle  .....................  uit te pakken.
02. .....................  is tevreden kunnen zijn met wat je hebt en bent.
03. Vanaf zijn geboorte totdat hij de basisschool doorlopen had, was hij een  .....................  kind.
04. Op  ....................  wil iedereen feesten!
05. Ze hebben hun kinderen met veel  .....................  opgevoed.
06. Ze wachten nog steeds op de pizza die ze een uur geleden hebben  ....................  .
07. Als je dat voor mij doet, ben je een  .................... !
08. Onze tuin zit  .....................  (met) kleuren en geuren.
09. De klok heeft twaalf uur  .................... .
10. Als er een probleem is met uw reservering, wordt u door ons onmiddellijk  ................. .

Woordenschat ➛uitpakken  : vider, déballer  /  doorlopen [verbe inséparable, accent tonique tombe sur lopen] : fréquenter (une école)  /  opvoeden : éduquer  /  de geur : l'odeur  /  onmiddellijk : immédiatement

Oplossingen / Solutions
Van oud naar nieuw (verbetering van de oefeningen; correction des exercices)

---------------

Quelques exemples de vœux classiques. / Enkele voorbeelden van klassieke gelukwensen.

Ecoutez attentivement les formulations suivantes et répétez-les afin d'améliorer votre prononciation / Luister aandachtig naar de volgende zinnetjes en herhaal die om uw uitspraak te verbeteren.

⧫ Prettig kerstfeest, en een gelukkig nieuwjaar!
⧫ Geniet van de kerstdagen, en proost op een mooi nieuwjaar!
⧫ Fijne kerstdagen en een gelukkig 20.. .
⧫ Een gezond en zalig 20.. toegewenst.
⧫ Een gelukkig kerstfeest en een goed en gezond 20.. !
⧫ Zalig kerstfeest!
⧫ Een gelukkig kerstfeest en een goed en gezond 20.. !
⧫ Een knallende kerst en een spetterend 20.. toegewenst.
⧫ De beste wensen voor het nieuwe jaar, en fijne kerstdagen!
⧫ Een vredevolle kerst en een zalig nieuwjaar.
⧫ Een inspirerende kersttijd en een positief 20.. toegewenst.
⧫ Veel geluk en wijsheid tijdens de kerstdagen en in het nieuwe jaar.
⧫ Onze warmste gedachten en onze beste wensen voor een voorspoedige kerst en een gelukkig nieuwjaar.

Woordenschat ➛ genieten van : profiter de / proosten op : trinquer à la santé de / zalig : heureux / toewensen : souhaiter / knallend : retentissant < knallen : retentir / spetterend : éclatant < spetteren : éclater / vredevol : pacifique / de wijsheid : la sagesse / de gedachte : la pensée / voorspoedig : heureux, bon  
---------------

Quelques différences entre la Flandre et les Pays-Bas / Enkele verschillen tussen Vlaanderen en Nederland.

⧫ In Vlaanderen wenst men elkaar voornamelijk een zalig kerstfeest. / En Flandre, on se souhaite généralement un zalig kerstfeest.
⧫ In Nederland heb je verschillende opties. Je kunt zeggen : prettige kerstdagen, vrolijk kerstfeest en een gelukkig nieuwjaar of zalig kerstfeest! / Aux Pays-Bas, on a différentes possibilités. On peut dire: prettige kerstdagen, vrolijk kerstfeest en een gelukkig nieuwjaar ou zalig kerstfeest!

---------------
Spelling / Orthographe

Schrijf je prettige kerstdagen of Prettige Kerstdagen? Zonder hoofdletters of met hoodletters? 
Ecrit-on prettige kerstdagen ou Prettige Kerstdagen? Sans majuscules ou avec majuscules?

Lees maar verder / Poursuivez votre lecture :

jeudi 12 avril 2018

Test je Nederlands!; teste ton néerlandais! (3) / oefening; exercice / grammatica; grammaire / Nederlands; néerlandais

  • Test de néerlandais / Test Nederlands
  • Connaissances grammaticales / Grammaticakennis
  • Exercices grammaticaux / Grammaticale oefeningen
  • Questionnaire à choix multiples / Multiplechoicevragen, meerkeuzevragen
---------------
Omcirkel de letter die met de goede oplossing overeenkomt. / Entoure la lettre qui correspond à la bonne réponse.

51. Hans is even slecht gehumeurd  ...............  .
a. als zij
b. als haar
c. dan ze
d. dan haar

52. Els is een paar jaar jonger  ...............  .
a. als hem
b. dan hem
c. als haar
d. dan hij

53. Hij is  ...............  dan zijn broer.
a. minst intelligent
b. minder intelligenter
c. minder intelligent
d. min intelligent

54. Onze dochter komt elke avond  ...............  .
a. hoe langer hoe laat
b. hoe langer hoe later
c. hoe lang hoe later
d. hoe lang hoe laat

55. Hoe meer je van je werk houdt,  ...............  .
a. hoe beter doe je het
b. hoe beter je doet het
c. hoe best doe je het
d. hoe beter je het doet

56. Laten we nu gaan slapen. Dat is  ...............  .
a. de meest verstandigste
b. het verstandigst
c. de verstandigste
d. het meest verstandigst

57. Ik weet het,  ...............  niet?
a. jij
b. jouw
c. je
d. jou

58. Heb je je zus al geschreven? 
Ja, ik heb  ...............  gisteren nog een lange brief geschreven.
a. het
b. haar
c. hem
d. zij

59. De twee vrienden gaven  ...............  de hand.
a. zich
b. zij
c. elkaar
d. jij

60. Mijn zoon is bij een oom en mijn dochter is bij één van  ............... vriendinnen.
a. ons
b. hen
c. haar
d. jou

61. De tulpen van de buurman zijn veel mooier dan  ............... .
a. de onzen
b. onzen
c. de ons
d. de onze

62. ............... heeft de radio aangezet?
a. Wat
b. Hoe
c. Waar
d. Wie
Vocabulaire : aanzetten : allumer [un appareil]

63. Kies de correcte zin :
a. Waar aan dacht de directeur vaak?
b. Wie dacht de directeur vaak aan?
c. Aanwie dacht de directeur vaak?
d. Waar dacht de directeur vaak aan?

64. ...............  vaak heb je hem al geroepen?
a. Wat
b. Wie
c. Waar
d. Hoe

65. ...............  dokter heeft je vader verzorgd, dr. Vermeulen of dr. Brulens?
a. Welk
b. Wat voor
c. Welke
d. Wat voor een
Vocabulaire : verzorgen : soigner

66. ............... werkt hij al? - Hij werkt al drie jaar.
a. Wanneer
b. Hoelang
c. Sinds wanneer
d. Hoe lang

67. Ik verkies dit programma, niet  ...............  andere.
a. dat
b. die
c. dit
d. deze
Vocabulaire : verkiezen : préférer

68. Welke rok heb je liever?  ............... ?
a. Dit of dat
b. Deze of die
c. Deze of dat
d. Dat of dit

69. ...............  gaan met vakantie naar Spanje?
a. Veel
b. Vele
c. De velen
d. Velen

70. Ze kan u  ...............  vertellen wat u wilt weten.
a. heel
b. alles
c. alle
d. hele

71. Alle leerlingen waren aanwezig. De leraar keek  ............... .
a. van de een naar de ander
b. van de een naar de andere
c. van een naar ander
d. van de een naar de anderen

72. Ik nam één van de trams  ...............  van het Centraal Station naar het Vondelpark rijden.
a. wie
b. dat
c. die
d. wat

73. ...............  niet akkoord gaat, moet het laten weten.
a. Die
b. Wie
c. Wat
d. Deze

74. Overal op de grond lag speelgoed  ...............  het kind graag speelde.
a. met wie
b. waarmee
c. met wat
d. waar mee
Vocabulaire : het speelgoed : les jouets [het stuk speelgoed : le jouet]

75. We moeten  ...............  drinken.
a. op ergens
b. ergens op
c. waarop
d. op nergens
---------------
Solutions / Oplossingen

51 a
52 d
53 c
54 b
55 d
56 b
57 a
58 b
59 c
60 c
61 d
62 d
63 d
64 d
65 c
66 b
67 a
68 b
69 d
70 b
71 a
72 c
73 b
74 b
75 b