mardi 29 janvier 2019

Exercice de grammaire : onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd (o.t.t.t.), futurum; futur simple / grammatica-oefening / néerlandais; Nederlands

  • Le futur simple / De onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd (o.t.t.t.), het futurum, de toekomende tijd, de toekomst
  • Variantes non officielles : ottt, O.T.T.T., OTTT, O.Tk.T., OTkT / Niet-officiële varianten : ottt, O.T.T.T., OTTT, O.Tk.T., OTkT
  • Grammaire néerlandaise : exercice grammatical / Nederlandse grammatica, Nederlandse spraakkunst : grammatica-oefening
  • Niveaux : 4N1, 5N2 / Niveaux : 4N1, 5N2
---------------
 Grammatica-oefening  /  Exercice grammatical 

Futurum / Onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd (o.t.t.t.)
Futur simple

Druk de toekomst uit.  /  Exprime le futur. 

Bij voorbeeld / Par exemple :
We gaan naar zee / morgen. We zullen morgen naar zee gaan. 

01. Ze vertrekken naar Italië / overmorgen
.................................................................................
02. Je reist naar Rotterdam / volgende week
.................................................................................
03. Ik telefoneer naar de secretaresse / morgenochtend
.................................................................................
04. Ik reis met de trein / niet meer
.................................................................................
05. We kopen een nieuwe computer / volgende zaterdag
.................................................................................
06. Ga je naar Frankrijk? / in juni
.................................................................................
07. U spreekt met de directeur / morgenavond
.................................................................................
08. Jullie schrijven een e-mailtje aan de docent / zo vlug mogelijk
.................................................................................
09. Waar studeer je? / over drie maanden
.................................................................................
10. Ze zijn klaar / op tijd
.................................................................................
11. De luchthaven is operationeel / eind maart
.................................................................................
12. Pas je op de kinderen? / maandag
.................................................................................
13. Bent u vrij? / aanstaande vrijdag
.................................................................................
14. We gaan met de metro naar huis terug / na het concert
.................................................................................
15. Ik neem contact met u op / over een paar dagen
.................................................................................
---------------
OPLOSSINGEN  /  SOLUTIONS 
01. Ze zullen overmorgen naar Italië vertrekken.
02. Je zal/zult naar Rotterdam reizen.
03. Ik zal morgenochtend naar de secretaresse telefoneren.
04. Ik zal niet meer met de trein reizen.
05. We zullen volgende zaterdag een nieuwe computer kopen.
06. Zal/Zul je in juni naar Frankrijk gaan?
07. U zult/zal morgenavond met de directeur spreken.
08. Jullie zullen zo vlug mogelijk een e-mailtje aan de docent schrijven.
09. Waar zal/zul je over drie maanden studeren?
10. Ze zullen op tijd klaar zijn.
11. De luchthaven zal eind maart operationeel zijn.
12. Zal/Zul je maandag op de kinderen passen?
13. Zult/Zal u aanstaande vrijdag vrij zijn?
14. We zullen na het concert met de metro naar huis teruggaan.
15. Ik zal over een paar dagen contact met u opnemen.
---------------
Pinterest : Grammatica-oefening - futurum / format JPEG
Doctissimo : Grammatica-oefening - futurum / jpeg-formaat

Aucun commentaire:

Enregistrer un commentaire