samedi 5 janvier 2019

Exercice de vocabulaire : 'Winter, wintersport(vakantie)' / woordenschatoefening / néerlandais; Nederlands

  • Thème : hiver, vacances de neige, sports d'hiver / Thema : winter, wintersport(vakantie)
  • Exercice lexical en néerlandais / Woordenschatoefening Nederlands
  • Suite du dossier 'Kerst- en nieuwjaarswensen' / Vervolg van het dossier 'Kerst- en nieuwjaarswensen'
  • Séquence pédagogique / Leerseqentie
  • Niveaux : 4N1, 5N2 / Niveaus : 4N1, 5N2
---------------
 Woordenschatoefening  /  Exercice lexical 
Wintersport, wintersportvakantie / Sports d'hiver, vacances de neige

Klik op de afbeelding om die te vergroten!
Klik rechts op de afbeelding om die in een nieuw venster open te doen!
Cliquez sur l'illustration pour l'agrandir!
Cliquez droit sur l'illustration pour l'ouvrir dans une nouvelle fenêtre!
---------------
Bekijk de afbeelding en lees elke zin : vind de ontbrekende woorden.
Observe l'illustration et lis chaque phrase : trouve les mots manquants.

a) De  ….................. (1) is hoog.
b) De  ….................. (2) vallen op de grond.
c) Het/De  .................... (3) is met  .................... (4) bedekt.
d) De  .................... (5) staat niet ver van het/de  .................... (3).
e) De kinderen hebben een mooie  …................. (6) gemaakt.
f) De  …................. (6) draagt een rode  ….................. (7) [= De  …................. (6) heeft een rode …................. (7) op].
g) De  …................. (6) houdt een oude  …................. (8) in zijn linkerhand.
h) De jongeman heeft een wollen  ….................. (9) op.
i) Hij heeft ook een  ….................. (1o) op.
j) Deze jongeman die aan skiën doet, is een  …................... (11).
k) Hij houdt een  …................. (12) in elke hand.
l) Hij draagt ook paarse  …................. (13) [= Hij heeft ook paarse  …................. (13) aan].
m) Om over de sneeuw te kunnen glijden, heeft de jongeman zijn  ….................. (14) aangedaan/aangetrokken.
n) Hij daalt de steile  …................. (15) af.
o) Het jongetje draagt een wollen  …................. (9) met een  …................. (16).
p) Hij glijdt op/met de  …................. (17) naar beneden.
q) Hij heeft zijn groene  …................. (18) aangedaan/aangetrokken om zijn handen te beschermen tegen de kou.

➛ woordenschat : de grond : le sol / wollen : de laine, en laine / glijden (gleed, gegleden) : glisser / aandoen = aantrekken : mettre [un vêtement] / afdalen : descendre / steil : raide / beschermen tegen: protéger contre 
---------------
OPLOSSINGEN  /  SOLUTIONS 
a) De berg (1) is hoog.
b) De sneeuwvlokken (2) vallen op de grond.
c) Het/De chalet (3) is met sneeuw (4) bedekt.
d) De spar(renboom)/den(nenboom) (5) staat niet ver van het/de chalet (3).
e) De kinderen hebben een mooie sneeuwman/sneeuwpop (6) gemaakt.
f) De sneeuwman/sneeuwpop (6) draagt een zwarte hoed (7) [= De sneeuwman/sneeuwpop (6) heeft een zwarte hoed (7) op].
g) De sneeuwman/sneeuwpop (6) houdt een oude bezem (8) in zijn linkerhand.
h) De jongeman heeft een wollen muts (9) op.
i) Hij heeft ook een skibril (10) op.
j) Deze jongeman die aan skiën doet, is een skiër (11).
k) Hij houdt een skistok (12) in elke hand.
l) Hij draagt ook paarse skischoenen (13) [= Hij heeft ook paarse skischoenen (13) aan].
m) Om over de sneeuw te kunnen glijden, heeft de jongeman zijn ski's/skilatten (14) aangedaan/aangetrokken.
n) Hij daalt de steile helling (15) af.
o) Het jongetje draagt een wollen muts (9) met een pompon (16).
p) Hij glijdt op/met de slee (17) naar beneden.
q) Hij heeft zijn groene wanten (18) aangedaan/aangetrokken om zijn handen te beschermen tegen de kou.
---------------
Pinterest : Document 'Wintersport(vakantie) / Sports d'hiver, vacances de neige' / 
format JPEG
Doctissimo : Document 'Wintersport(vakantie) / Sports d'hiver, vacances de neige' / 
jpeg-formaat
Document 'Wintersport(vakantie) / Sports d'hiver, vacances de neige' / format PDF

Aucun commentaire:

Enregistrer un commentaire